Divaz 1982-1987 in 42 korte verhalen

Divaz 1982-1987 gaat over de geschiedenis van de Leidse band Divaz. We bestaan ondertussen ruim 40 jaar. Het werd tijd voor een muziekbiografie, zeker over de eerste zes jaren die zomaar in de vergetelheid zouden kunnen verdwijnen. Het is ook een verjaardagscadeau aan onszelf en voor iedereen die het leuk vindt om over onze geschiedenis en eigenlijk over de eerste helft van de jaren tachtig te lezen. Het boek is in een zeer beperkte oplage gedrukt – 6 exemplaren – maar via deze website digitaal toegankelijk. Om het gemakkelijk te maken onderstaand de inleiding van het boek, dat verder uit 42 korte verhalen bestaat. De titel van elk verhaal is tegelijk de titel van een van onze vroege nummers.

Inleiding: Verbonden in vriendschap en muziek

“Jongens waren we, maar aardige jongens”. We lieten ons nooit voorstaan op citaten uit tijdloze Nederlandse klassiekers, maar deze kwam in de jaren tachtig regelmatig langs als we het over onszelf hadden. Eigenlijk was het ook het enige citaat dat we kenden. Songteksten onthouden, dat ging beter, maar dat was dan ook onze stiel als muzikanten van een band met een – toen nog niet verwachte en voorziene – lange historie in wording. Als je de naam van onze generatie opzoekt, kom je uit bij Generatie Nix, de opvolgers van de babyboomers. Ook wel de Verloren Generatie. Onze jeugd werd getekend door de tweede oliecrisis, het rapport van Rome, grote werkloosheid, de sluiting van de mijnen en het failliet van de scheepsbouw. Door apartheid, de Koude Oorlog, Ronald Reagan, massademonstraties. En wij, wij waren de aardige jongens (al snel met een meisje, Else van Ommen, onze violiste), die vrolijke muziek maakten.

De geboorte van Divaz vond plaats in oktober 1982. Hadden we ervoor gekozen om een mainstreamband te worden, dan hadden we ongetwijfeld new wave gemaakt. De dominante stroming van die tijd met zijn wortels in het Verenigd Koninkrijk en New York. The Police, The Jam, The Cure, Fischer-Z, Joy Division, Simple Minds, Talking Heads, Tears for Fears, U2, The Stranglers. Die weg zijn we niet ingeslagen. Misschien wel door onze eerste pianist, Tonnie Scheer. Opgegroeid op Curaçao leerde hij ons de bossa, samba, merengue, calypso, salsa, tango. Reggae kenden we al, in elk geval Peter die in 1979 al onze eerste reggae Such a nice a person had geschreven. Zo werden we een latin band. En om het onszelf moeilijk te maken besloten we alleen eigen nummers te spelen. Geen covers, dat was een taboe. Een eerste optreden lag op die manier niet op kortere termijn in het verschiet. We speelden tijdens onze wekelijkse repetities op maandagavond urenlang dezelfde paar nummers en het duurde tot het voorjaar van 1985 voordat we voldoende nummers hadden voor een optreden.

Onze voertaal was Engels. Dat had ook anders kunnen lopen, omdat het eerste nummer met tekst een Spaanstalig nummer was. Palu de Brazil met een tekst van Tonnie. Daar is het bij gebleven. Het tweede nummer, Mariana, was al gelijk Engelstalig. De tekst van Palu was maatschappijkritisch: een aanklacht tegen het slavernij en onderdrukking. En ook Such a nice a person (ondanks de vrolijke titel) had die strekking. Dat had ons nog aansluiting kunnen geven bij de new wave of punk. Maar het aantal nummers van ons dat daarna kritisch was, is op de vingers van twee handen (dat dan weer wel) te tellen. Voorbeelden zijn Frank en Belinda: over de onderdrukking in Latijns-Amerika of misschien zelfs specifieker Nicaragua, Thats right en Be Free over de beknellende omhelzing van het kapitalisme en consumentisme en meer recent Whisper in the wind over vluchtelingen en ontheemden. Verder vooral vrolijke teksten (‘On my way to the bay, I started to jam’) of coming-of-age thematiek, vaak over verloren liefdes en stukgelopen relaties. Dat was dan vaak het patent van Chris Bernasco, maar ook de enige tekst van Lies de Fretes (in het Moluks: Bet pusing dengan kue) ging daarover: een verbroken relatie.

Geen verdere aanklachten van onze kant in de jaren tachtig. Misschien maakte dat ook dat we een veelgevraagde band werden. Twee optredens per maand was jarenlang ons moyenne. Vooral feesten, kroegen en kleine podia voor mensen die behoefte hadden aan vrolijke latin. Ook al moesten ze dan wel onze meer sombere of stevige rocknummers voor lief nemen, zoals Your name, Read me en The International Blackmailgang. Daartegenover stonden dan weer de meer poppy nummers, zoals Yellow roses, Sweetest lie en One summer’s night. Door díe eigen nummers vergeleken we ons in de loop van de jaren tachtig vaker met The Style Council. Sterker: we vonden ons ‘meer Style Council, dan The Style Council’. Tja, Paul Weller was na The Jam zijn wilde haren wat kwijtgeraakt en daarmee wat ons betreft toegetreden tot de categorie van aardige jongens. Zeg maar onze categorie.

Onze voertaal werd dus Engels. Jammer? Wellicht hadden we anders binnen de nederpop een plaats kunnen krijgen. Tussen Frank Boeijen, Het Goede Doel, Klein Orkest, Doe Maar en De Dijk (en hebben we niet de microfoonstandaards overgenomen van de Tröckener Kecks? Het staat mij vaag bij. We gebruiken ze nog steeds). Misschien lag Nederlands ook niet meer voor de hand vanaf het moment dat Chris bij de band kwam. Hij was per slot van rekening oprichter en voorman van de band Noordeinde en speelde daar uitsluitend eigen Nederlandstalige nummers. Peter was bassist bij hem in de band en Chris vanaf 1985 zanger bij ons. Het jaar dat ook Saskia Ras zich bij ons aansloot en die daarnaast ook in een échte latinband speelde. Van haar leerden we dat de campana het belangrijkste instrument van een latinband is. Als Tonnie een keer niet achter zijn toetsen zat, pakte hij altijd de koebel. Toen wisten we waarom. Na drie jaar bouwen en schaven aan het repertoire was het in 1985 tijd voor ons eerste optreden. Op de studentenvereniging waar we elke maandagavond repeteerden: Augustinus in Leiden. Er waren veel en lange avonden aan vooraf gegaan: “Waren we er klaar voor?”, “Zouden de kritieken onze jonge zielen voor eeuwig tekenen?”. En als belangrijkste: “Wat was eigenlijk onze bandnaam?”. Vooral dat laatste leidde tot eindeloze discussies, die zeker een jaar hebben voortgesleept. Varianten als ‘Het Bestuur’, ‘Astaganaga’ (Te gek!, de eerste elpee van Masada), ‘Suave’ (bij ons ‘Swave’: zachtaardig), ‘Grandmaster C and the funkin PG’s’, ‘Band’ en ‘Diva’ (de titel van een Franse cultfilm uit 1981 die we in de bioscoop hadden gezien en waarvan we onder de indruk waren) kwamen langs. Die laatste naam is blijven hangen, maar bij gebrek aan een diva, is het Divaz geworden. Dat klonk meer latin vonden we ook. En dat is het gebleven. Vanaf 1985 repeteerden we wekelijks bij de Leidse Vereniging van Popmuzikanten in een kraakpand aan het Noordeinde (daar had Chris zijn bandnaam van) en later aan de Middelstegracht 123. Ruim veertig jaar. Ruim 400 maanden. Bijna 2.000 repetities. En ver over de 500 optredens.

Deze bundeling van blogs beschrijft aan de hand van de titel van onze nummers de geschiedenis van de eerste vijf jaar van Divaz. De volgorde is gebaseerd op de cassetteopnames die we in de loop van de decennia hebben gemaakt. Bijna 100 bandjes (C90) aan muziek, deels ook te vinden op Youtube. De tekst is tot stand gekomen op basis van het Divaz-hitarchief en de persoonlijke herinneringen van Mark Waaijenberg. De blogs zijn geschreven tussen 18 maart 2020 en 18 november 2020. De blogteksten mét de muziek van de nummers van de titel van de blog zijn ook te vinden op https://divaz.reislogger.nl/welkom-divaz-reis-tijd-blog.386870. De tekst van de blogs is vrijwel hetzelfde als in dit Divaz-boek, maar als toegift staat er bij elke blog een link naar het nummer op YouTube: van Bossa Samba tot en met Hang On in de oorspronkelijke opnamen van 1982 tot en met 1987. En in dit boek staan veel meer foto’s en afbeeldingen.

Front en back cover van het boek

Alle 42 verhalen

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.